Mede door de komst van nieuwe aassoorten hebben witvissers tegenwoordig volop keuze ten aanzien van het aas op de haak. Welke opties zijn er zoal en waarin schuilt van elke soort de vangkracht? Wij vertellen je een top tien van ‘klassieke’ en moderne haakaas varianten.
1. Maden
De ‘good old’ made (vliegenlarve) is misschien wel het meest gebruikte witvis-aas. Je kunt er dan ook vrijwel elke witvissoort mee vangen. In de betere hengelsportzaak kun je ze in verschillende groottes krijgen en ben je hooguit een euro kwijt voor een portie waarmee je een dag vooruit kunt.
Maden werken het best als aas door de haakpunt aan de platte kant precies tussen de twee zwarte ‘oogjes’ te prikken. Zo kan de made vrij bewegen, wat vissen vaak juist zo aantrekkelijk vinden. Omdat maden van zichzelf meestal traag naar de bodem zinken, kan het op ondiep stilstaand water lonend zijn om – bij wijze van lokvoer – zo nu en dan ook kleine hoeveelheden van te voeren. ‘Pinkies’ (minimaden) lenen zich uitstekend voor hele kleine haakjes en dito vis. Heb je aan het eind van de visdag maden over? Geen probleem: in een donkere koeling zijn ze nog dagenlang te bewaren. Let er wel goed op dat je het bakje secuur sluit.
2. Mais
Mais is niet alleen een gouwe ouwe bij het penvissen op karper, maar ook in de witvisserij een bewezen topaas – al is het maar omdat je er doorgaans de grotere voorns en brasems mee selecteert. Blikmais uit de supermarkt voldoet in alle gevallen uitstekend, zowel op de haak als door het voer.
De kracht van mais zit hem in de voedingswaarde in combinatie met de ietwat ‘knapperige’ structuur, waardoor het perfect blijft zitten op de haak. Blikmais geurt bovendien verleidelijk sterk. Dat een felgele maiskorrel opvalt, kan zowel een voordeel als een nadeel zijn: het trekt de aandacht, maar in wateren waar veel met mais wordt gevoerd en gevist kan de vis dit herkennen en zo worden afgeschrikt. Een populaire ‘cocktail’ voor brasem en zeelt is een worm met één maiskorrel die als stoppertje fungeert. Kijk niet vreemd op als een karper je aas pakt, want ook die is verzot op mais. Tip: gebruik het sap van blikmais door je voer om dit extra geurkracht te geven.
3. Pellets
Mede door het frequenter uitzetten van kweekvis (met name jonge karper) is het vissen met pellets de laatste jaren flink in trek geraakt. Ook grotere witvis zoals brasem en zeelt vindt zo’n voedzaam, hapklaar en vaak ook sterk geurend ‘visbrokje’ niet te versmaden.
Pellets prik je niet op de haak (voorgeweekte expander pellets uitgezonderd), maar vis je op de hair of soms in een baitband. Je kunt voorgeboorde pellets gebruiken of met een aasboortje zelf een centraal gat maken. Voeg desgewenst liquids (vloeibare geurstoffen) toe, zodat de pellets zich hiermee volzuigen en nog sterker gaan ruiken. Dat vissen tijdens de kweek meestal met pellets worden gevoerd, maakt dat ze er bij de uitzet vaak al volkomen vertrouwd mee zijn. Het geluid van gevoerde, vallende pellets op het water kan ze dan zelfs activeren om te gaan azen.
4. Imitatie-aas
De voordelen van kunstaas zijn legio, maar de belangrijkste is misschien wel dat het steviger is dan natuurlijk aas en dus goed op de haak blijft zitten. Zo hoef je niet steeds vers aas op de haak te prikken en kun je sneller doorvissen.
Nog een bonus is dat plastic imitaties van natuurlijk aas in veel gevallen drijven, waardoor de haak met het aas al snel gaat zweven en daarmee eerder bij de vis in het oog springt. Het lijkt een detail, maar met name bij het vissen op de bodem kan juist dit soms het verschil maken. De talrijke kleuren en geuren waarin imitatie-aas verkrijgbaar is, bieden volop ruimte om te experimenteren terwijl de levensechte varianten nauwelijks van het origineel te onderscheiden zijn. Een nadeel van imitatie-aas is dat het niet zo beweegt als een echte worm of made.
5. Deeg
Deeg is net als brood een klassiek visaas, en toch is het tegenwoordig minder in gebruik – waarschijnlijk mede door de enorme ‘concurrentie’ van alternatieven. Geheel terecht is dat niet, want vrijwel geen witvis met trek zal een bolletje deeg links laten liggen.
Deeg voor op de haak maak je met een zogenaamde paste als basis, dat je in dezelfde zakjes als lokvoer koopt. Hiervan schud je een deel in een bakje, waarna je het bevochtigt met water. Vervolgens is het de uitdaging om de juiste stevigheid te krijgen. Hoe droger en ‘harder’ het deeg, hoe vaster het op de haak zit en hoe dieper je ermee kunt vissen. De vangkracht van deeg zit hem in de vetten en geuren die het onder water afgeeft in combinatie met de zachte, fijne structuur. Een groot voordeel – zeker bij argwanende vis die heel voorzichtig aast – is dat je de hele haak mooi in het aas kunt verstoppen.
6. Casters
Een knapperige caster (verpopte made) valt in de smaak bij vrijwel alle witvis en doet het zowel uitstekend op de haak als door je voer. Een groot voordeel bij dat laatste is dat ze niet wegkruipen in de bodem, een neiging die maden en andere levende ‘wormachtigen’ wel vaak hebben.
Dat casters zich door hun lichte gewicht maar moeilijk laten werpen, is een extra reden om er ook altijd een deel van door het voer te doen. Door het drijvend vermogen, zullen ze vervolgens langzaam opstijgen vanaf de bodem samen met andere voerdeeltjes – een ‘dodelijk’ effect in combinatie met de geur van het voer. Op de haak werken ze goed in combinatie met een made, maar bij gebruik van een kleine haak is één exemplaar vaak al genoeg. Casters staan bekend als uitstekend aas voor in de winter omdat ze de vis – die dan weinig eet en traag aast – minder snel verzadigen dan maden en wormen. In de hengelsportzaak koop je ze meestal vacuüm verpakt.
7. Brood
Brood is al zo oud als de hengelsport zelf en werkt nog altijd uitstekend voor het vangen van witvis. Vrijwel alle broodsoorten kunnen succesvol zijn op de haak, maar ook een simpel halfje wit uit de supermarkt is goed voor uren visplezier.
Cruciaal bij het gebruik van brood bij het vissen is dat het kakelvers is, want alleen dan kun je het goed vastdrukken op de haak. Een zogenaamde ‘vlok’ (zie foto) verbergt de volledige haak en laat zich bij weinig wind nog prima werpen. Omdat hij heel traag afzinkt, is een vlok perfect voor het vissen in helder water op ondiep azende soorten zoals ruisvoorn – een razend spannende visserij. De aantrekkingskracht van brood als visaas schuilt in de vetten en het zout die het onder water loslaat en de vis activeert; een extra reden voor het gebruik van vers brood. Broodkorsten werken ook uitstekend voor het oppervlaktevissen op soorten als winde (zie pagina 22 t/m 25 in dit blad). Tip: bewaar je sneetjes bij warm en zonnig weer in een vochtige theedoek om uitdrogen te voorkomen.
8. Wormen
Dat een verse, kronkelende worm misschien wel het meest klassieke visaas is, heeft zijn redenen: er is bijna geen witvis die ze links laat liggen en bij gebrek aan een hengelsportzaak in de buurt vind je ze meestal eenvoudig zelf. Sinds de gesloten tijd voor de worm eind 2012 is afgeschaft – dankzij de inzet van Sportvisserij Nederland – mag je er bovendien het hele jaar door mee vissen.
Door hun lage soortelijk gewicht zinken wormen na het inwerpen traag af en blijven ze relatief lang in het zicht van de vis. Van alle wormensoorten – zo’n 20 in Nederland – is de Dendrobeana veneta misschien wel de ideale visworm: hij is vlezig, levendig, sterk en geurrijk. Dit is ook de bekende ‘kweekworm’ die je bij veel hengelsportzaken kunt kopen in plastic bakjes. Deze variant staat onder meer bij brasem hoog op het menu, terwijl een ragfijn mestpiertje zich uitstekend leent voor kleinere witvis. Wist je trouwens dat ook veel roofvissen niet vies zijn van wormen? Baars, jonge snoek en snoekbaars pakken ze maar al te graag.
9. Meelwormen
De larven van de meeltor (Tenebrio molitor) – ‘meelwormen’ in de volksmond – staan als rijke eiwitbron niet alleen op het menu van vogels, reptielen en kleine zoogdieren maar ook van vissen (bijvoorbeeld zeelt). Een prettige eigenschap is dat ze veel langer houdbaar zijn dan maden. In de koelkast blijven ze wekenlang goed.
Belangrijk bij meelwormen is dat ze altijd in zemelen worden bewaard, zodat ze droog blijven en niet continu over elkaar heen kruipen. Zowel bij de betere hengelsport- als dierenspeciaalzaak zijn ze te krijgen. Een meelworm kan op verschillende manieren op de haak worden bevestigd, maar een bewezen methode is die waarbij je het kopje verwijdert en daarna het lichaam over de haak schuift. Omdat de meelwormen in verschillende maten te koop zijn (met een doorsnee lengte van 2 tot 3 cm), zijn ze ook op verschillende haakmaten te gebruiken. Maat 10 tot 12 voldoet meestal wel. Meelwormen kunnen ook door het voer en lenen zich prima om mee te feedervissen, net zoals met maden.
10. Mini-boilies
Daar waar het vissen met boilies binnen het karpervissen als sinds jaar en dag gemeengoed is, heeft het vissen met ‘knikkers’ op witvis nog lang niet die status. Dankzij de opkomst van de methodfeeder zit dit aas inmiddels wel sterk in de lift.
Met name op stekken waar veel kleine vis zwemt – zoals grondels en jonge voorns – kan het vissen met miniboilies helpen om de grotere voorns, brasems, giebels, zeelt en karpertjes te selecteren. De kans bestaat dat de vis er aan moeten wennen (het is immers geen natuurlijk aas), maar verder zijn de voordelen legio: mini-boilies zijn heel lang houdbaar, blijven ook lang goed aan de hair zitten en zijn in talloze kleuren, smaken en geuren te krijgen. Een bewezen cocktail voor witvis is een pop-up (drijvende mini-boilie) in combinatie met een levende worm, die met zijn gekronkel voor extra aantrekkingskracht zorgt. Mini-boilies worden vanwege hun hardheid net als hun grotere broers aan een hair gevist en niet op de haak geprikt.